“Ik ga nooit trouwen,” zegt een zachte maar opstandige vrouwelijke stem terwijl de camera over een vervallen motel met flikkerende neonlichten glijdt. Het is het soort achterbuurt noir realisme waar Veronica Mars het beste mee om gaat. Daar zit ze, afwachtend in haar auto, met een kan koffie, wachtend tot ze het bewijs kan leveren aan haar opdrachtgever. Naast haar liggen wiskundeboeken ter voorbereiding van het examen dat ze over een paar uur heeft. De kleine blondine is veel dingen tegelijk. Een ongebruikelijke protagonist. Een feministische heldin. Een tiener. Een buitenstaander. Een privé-detective. De lijst is lang. Zelfs met de haast overbodig uitgebreide voice-over, het stekelige haar en t-shirts met gebroken kleuren is het duidelijk dat dit geen meisje is dat onderschat moet worden.
